Dankzij een afleiding van Emily — die eindelijk begreep dat ze slechts een onderhandelingsmiddel was — nam ik contact op met mijn advocaat. Samen hebben we Braden’s schuld afgekocht.
Hij dacht dat hij bang was voor de maffia. Hij zou vanaf nu bang voor me zijn.
Tijdens zijn grote receptie dwong Braden Beataatrice om de gasten in dienstmeidsuniformen te bedienen. Toen ze een dienblad liet vallen, sloeg hij haar voor iedereen.
Dat was het einde.
De lichten gingen uit. De schermen lichtten op. Het bewijs is opgevoerd: video’s, bankrekeningen, dreigende berichten. De naakte waarheid, onmogelijk te ontkennen.
Investeerders vluchtten. Dat deed zijn minnares ook, die de parels van mijn vrouw op de grond liet liggen.
Toen Braden me probeerde aan te vallen, werd hij abrupt gestopt. Deze keer waren er geen mogelijke leugens meer.
Hij tekende de overdracht van al zijn bezittingen. Toen nam de politie hem mee.
Emily daarentegen smeekte. Maar ze had haar moeder zien lijden zonder te handelen. Ik vroeg hem te vertrekken. Niet uit wraak. Door gerechtigheid.
Drie maanden later schilderde Béatatrice in de zon, op het dek van een jacht. Ze was de kelder, de regen, de wreedheid vergeten. Artsen spraken over beschermende amnesie. Ik sprak over genade.
Braden kreeg levenslange gevangenisstraf. Emily werkt nu ver weg, zonder privileges.
Wat mij betreft heb ik één essentieel ding begrepen:
Rijkdom beschermt niet tegen monsters. Maar als het met helderheid wordt gebruikt, kan het ze vernietigen.
Ze dachten dat ik oud was. Ze waren vergeten dat ik mijn rijk niet had geërfd. Ik had het gebouwd.
En ik wist nog steeds heel goed hoe ik kon terugnemen wat van mij was.