Maanden verstreken. Af en toe zag ik Robert van een afstandje in de stad, dunner en vermoeider, in een bus stappend in plaats van in een glimmende auto te stappen. Ik voelde geen triomf en geen drang om naar hem toe te rennen – alleen maar acceptatie. Hij leefde zijn eigen keuzes. Ik leefde de mijne.
Op een warme aprilavond, zittend op mijn veranda onder een sterrenhemel, daalde er een diepe rust over me neer. Ik dacht aan mijn moeder en haar oude waarschuwing om niet om liefde te smeken. Ik wenste dat ze me nu eindelijk eens kon zien, dat ze dat advies opvolgde.
Als ik met andere vrouwen in mijn situatie zou kunnen praten – de moeders, grootmoeders en tantes die door hun eigen familie worden gebruikt en vervolgens aan de kant worden gezet – zou ik het volgende zeggen:
Je bent niet wreed omdat je grenzen stelt. Je bent niet egoïstisch omdat je je spaargeld, je huis of je hart beschermt. Je mag ‘genoeg’ zeggen, zelfs tegen je eigen kind. Liefde zonder respect is gewoon uitbuiting in de vorm van plicht.
Ik ben mijn zoon kwijt, althans voor nu. Die waarheid doet nog steeds pijn. Maar door hem te verliezen, heb ik eindelijk iemand gevonden die ik tientallen jaren had verwaarloosd:
Mezelf.