« Mam! » De driejarige Leo, zijn armen en gezicht bedekt met kleine verbandjes, rende naar haar toe zodra ze de woonkamer binnenkwam. « Hebben ze je voorgoed laten gaan? »
« Voorgoed, mijn zonnetje, » glimlachte ze, terwijl ze op haar knieën neerknielde om hem te omhelzen.
« Ik heb je gemist, » zei het jongetje, terwijl hij haar hand streelde. « Ik lag ook in het ziekenhuis. »
« Ik weet het, kleintje. » Tranen welden op in Katherines ogen.
Op dat moment ging haar telefoon. Een onbekend nummer. Zou het Adam weer zijn? dacht ze, maar ze nam toch op.
« Kate? » vroeg een stem die nu pijnlijk bekend klonk. Will. « Ben je thuis? »
« Ja, Will, » stamelde ze. « Hoe kom je aan mijn nummer? »
« Heel simpel. Van de verpleegsters op het station, » lachte hij. « Oh, vergeef me, ik ben hier helemaal verkeerd mee begonnen. Ik wilde je bedanken. Je hebt mijn zoon gered. Ik ben bereid je absoluut alles te geven wat je maar wilt. Wees alsjeblieft niet verlegen. Help me een cadeau uit te kiezen. Misschien heb je iets nodig voor je praktijk, een zeldzaam boek of een apparaat? »
Will lachte opnieuw, een warme, zachte klank. « Nou, dank je wel natuurlijk, maar ik heb mijn keuze al gemaakt. Als je echt bereid bent me te geven wat ik wens… »
“Natuurlijk, vertel het me.”
« Nodig me uit voor de thee. En laten we niet zo formeel met elkaar omgaan. Vind je dat goed? »
Katherine was zo verbaasd dat ze even verdoofd raakte.
« Hallo? Kate? Ben je daar? » vroeg Will.
« Ja, » antwoordde ze uiteindelijk, met een langzame, stralende glimlach op haar gezicht. « Ik ben er. En natuurlijk ben ik het ermee eens. Kom nu maar even langs als je wilt. »
En dat deed hij. En vanaf die dag waren ze nooit meer uit elkaar.