Emily staarde naar de cheque op de vloer. De cijfers waren rood besmeurd, maar leesbaar.
Ze had ze niet hoeven te doden. Het geld was al van haar. Ze had het laatste restje van hun liefde vermoord voor een fortuin dat al in de zak van haar vader zat te wachten.
Ze had geprobeerd de enige twee mensen ter wereld te vermoorden die genoeg van haar hielden om haar te redden. Ze deed dit alles om een man te beschermen die haar voor de wolven had gegooid zodra er gevaar dreigde.
« Nee… » klaagde Emily, een geluid van pure, gebroken ziel. Ze viel op haar knieën en probeerde de rekening te pakken, maar de agenten hielden haar tegen. « Nee! Pap! Ik wist het niet! Alsjeblieft! »
« Neem haar mee, » zei Sarah. Ze draaide haar rolstoel om, niet in staat om te kijken naar het wezen dat haar dochter was geworden.
De politie sleepte Emily door de gang, haar geschreeuw echode tegen de steriele muren. Mark werd kort daarna geboeid afgevoerd als medeplichtige; zijn protesten werden genegeerd.
Sarah en Tom zaten alleen in de gang. Ze leefden nog, maar ze voelden zich van binnen dood. Ze hadden hun leven behouden, maar hun dochter voorgoed verloren. De prijs voor de waarheid was alles wat ze hadden.