Weeën, dan vertrouwen
Het avondeten bij mijn ouders liep ten einde toen de pijn me de adem benom. Een seconde eerder lachte ik nog om een twijfelachtige grap die mijn vader maakte over de roast. De volgende seconde kromde een wee me doormidden.
Mijn moeder sprong op. Mijn vader pakte zijn sleutels. Alles liep uit de hand.
Voordat ik naar het ziekenhuis vertrok, was ik geobsedeerd door één gedachte: mijn vijfjarige dochter Autumn, die boven sliep.
Ik draaide me naar mijn zus.
« Zorg alsjeblieft voor Autumn. »
Brooke knikte zonder aarzeling. Ze beloofde dat alles goed zou komen. Ik wilde haar geloven. Ze was mijn zus. En op dat precieze moment had ik geen andere keuze.
Een eindeloze levering
Het werk duurde zevenendertig uur. Zevenendertig uur van uitputting, pijn en strijd met mijn eigen lichaam. Mijn zoon is geboren op een dinsdag om 3:47 uur ‘s ochtends, in perfecte gezondheid.
Tussen twee bezoeken door bleef ik vragen naar Autumn. Mijn moeder stelde me gerust: Brooke stuurde berichten, foto’s, lichte woorden.
Toch klonk er iets mis.
Mijn dochter heeft me niet gebeld. Niet één keer zelf. In vijf jaar was dit nooit gebeurd.
De twijfel die niet verdwijnt
Ik heb geprobeerd Brooke te bellen. Keer op keer. Zijn telefoon ging over in het niets. De dagen gingen voorbij en de pijn groeide.
Mijn ouders hebben het gebagatelliseerd.
« Maak je geen zorgen. Ze zal terugkomen. »
Maar het instinct van mijn moeder schreeuwde dat er iets mis was.
Op de derde dag, zodra ik het ziekenhuis mocht verlaten, eiste ik dat ik mijn dochter meteen mocht zien.
De gesloten deur
We kwamen midden op de middag voor het huis van Brooke aan. Zijn auto stond daar. Het huis, stil en donker.
Ik klopte. Verbijsterd. Schreeuwde.
Niets.
Ik heb zijn telefoon gebeld. Door de deur hoorde ik de bel binnen rinkelen.
Toen mijn ouders me vroegen te wachten, bevroor ik door een bijna onhoorbaar geluid: een gedempte snik.