In paniek gooide ik de welp terug in het water en begon langs de oever te rennen. Maar de berin was sneller. Binnen enkele seconden had ze me ingehaald en sloeg met haar poot over mijn rug.
Een felle pijn schoot door mijn lichaam — haar klauwen lieten diepe krassen achter. Ik kon nauwelijks op mijn benen blijven staan, mijn hemd was doorweekt van bloed.
Maar de angst gaf me kracht. Ik stoof het bos in, zigzaggend tussen de bomen, tot ik haar gegrom langzaam in de verte hoorde wegsterven.
Toen ik eindelijk de weg bereikte, viel ik uitgeput op de grond, hijgend.
Op dat moment begreep ik: je mag nooit ingrijpen in de wilde natuur. Daar gelden andere wetten. En de mens blijft daar altijd een indringer.
