Het briefje was kort, maar het overweldigde me. « Ik weet dat dit parfum niet zo bijzonder is, » schreef hij, « maar ik spaar voor de ketting waar je altijd van hebt gedroomd. Dank je dat je in me gelooft, ook al zeg ik het te zelden. Je bent mijn geschenk voor altijd. »
Ik zat op de grond, klemde een briefje vast, en de tranen stroomden sneller dan ik kon lezen. Dat kleine flesje—degene die ik had afgewezen—was geen cadeau. Het was een vervangend symbool. Een belofte. Stil bewijs dat hij luisterde, plande, van me hield op een manier die ik niet zag.
Nu staat dezelfde fles op mijn nachtkastje. Ik heb het nooit gespoten. Ik doe het niet. Niet uit schuldgevoel, maar omdat het iets heiligs verbergt. Zijn liefde. Zijn bedoeling. Het laatste bericht dat hij me achterliet, verstopt in iets wat ik bijna weggooide.
Elke avond als ik naar hem kijk, word ik herinnerd aan wat hij me onwillekeurig heeft geleerd: liefde komt niet altijd verpakt in pracht en pracht. Soms verbergt het zich in de kleinste gebaren, wachtend tot wij het van dichterbij bekijken. En soms wordt de ware waarde van een gift pas onthuld nadat degene die het gaf is overleden.