Toen ik thuiskwam, deed ik de deuren op slot. Mijn handen trilden terwijl ik Lila sap inschenkte. Ze begon te kleuren alsof er niets was gebeurd. Ik heb elk woord, elke zin doorgenomen.
Een affaire. Een zwangerschap. Een manipulatieve schoonmoeder. En een man die weer wil liegen.
Ik wilde geen wraak. Ik wilde beveiliging. Vooral voor mijn dochter.
Ik heb mijn zus Grace genoemd. Na een paar minuten vertelde ik hem alles. Ze aarzelde niet.
« Pak je spullen. Kom vanavond bij mij thuis. Morgen bellen we een advocaat. »
De opluchting was onmiddellijk.
Terwijl we onze spullen klaarmaakten, vroeg Lila me: « Zullen we op reis gaan? »
« Ja, voor even, » antwoordde ik.
Op dat moment trilde mijn telefoon. Een bericht van Ethan:
Ben je thuis? We moeten praten.
Vroeger zou ik het gezien hebben als een poging tot dialoog. Nu zag ik het als een waarschuwing.
Ik heb niet geantwoord.
Ik nam de koffer, de hand van mijn dochter, en ik ging naar buiten. Voordat ik de deur sloot, keek ik nog één keer naar onze woonkamer, naar ons leven daarvoor.
« We zijn klaar met ons verstoppen, » fluisterde ik.
Lila schudde mijn hand. « Waar gaan we heen, mam? »
« Op een veilige plek, » antwoordde ik. « En eerlijk. »
Onderweg realiseerde ik me dat, wat er ook gebeurde — advocaten, moeilijke beslissingen, pijnlijke gesprekken — ik niet langer bang was.
Want als je eenmaal de waarheid ziet, kun je die niet negeren.