Tien minuten gingen voorbij.
Toen ging de deurbel.
Geen beleefde ring. Een stevige.
Ik hoorde Daniels voetstappen—zelfverzekerd, geïrriteerd—naar de deur bewegen. Daarna stilte. Zware, verbijsterde stilte. Een geluid als knieën die op de vloer vallen. De stem van mijn zoon brak in snikken, smekend.
En toen hoorde ik het.
Een kalme, vaste stem.
« Daniel. Sta op. Nu. »
Ik herkende die stem meteen. Michael Turner—onze familierechtadvocaat al meer dan twintig jaar, en een van Roberts oudste vrienden. Hij was niet per ongeluk aangekomen. Die ochtend, voordat dit allemaal gebeurde, had ik hem gebeld. Ik vroeg hem de boerderijdocumenten te bekijken. En het testament van mijn man. Nog één keer.
Michael was niet alleen gekomen. Een county-agent stond naast hem—niet om iemand te arresteren, maar om te zien wat er daarna gebeurde.
Michael legde uit, zonder zijn stem te verheffen, dat ik weken eerder mijn bezittingen in juridische bescherming had geplaatst. Dat het huis op mijn naam stond. Dat het boerderijgeld vastzat in een onherroepelijke trust. Dat elke poging tot dwang of geweld directe juridische gevolgen had.