De volgende ochtend stonden de financiële kranten vol met krantenkoppen. De deal was van de baan. Aandeelhouders waren woedend. Binnen een week werd Madeleine gevraagd af te treden « in het belang van de instelling ». Haar portret werd stilletjes van de muur in de lobby verwijderd.
Aan de andere kant van de stad doneerde meneer Davenport een half miljoen dollar aan een fonds dat kleine bedrijfsleningen verstrekt aan kansarme ondernemers. Gevraagd naar de geannuleerde fusie, zei hij simpelweg: « Geld mag nooit worden toevertrouwd aan mensen die mensen niet kunnen waarderen. »
Maanden later begon Madeleine vrijwilligerswerk te doen in een financieel centrum in de buurt. Ze stelde zichzelf alleen voor als ‘Maddie’. Weinigen herkenden haar als het voormalige wonderkind in de bankwereld dat ooit de leiding had over glazen torens en miljardentransacties. Ze leerde senioren hoe ze online rekeningen moesten gebruiken, legde budgettering uit aan jonge ouders en luisterde naar verhalen van mensen die zich hun hele leven onzichtbaar hadden gevoeld.
Op een middag, terwijl ze een gepensioneerde lerares hielp met het invullen van een formulier, hoorde ze een andere vrijwilliger een verhaal vertellen. « Heb je ooit gehoord van de miljardair die een bankier testte door te doen alsof hij arm was? Hij zei dat de ware waarde van een leider wordt afgemeten aan vriendelijkheid. »
Madeleine voelde haar keel dichtknijpen. Ze glimlachte flauwtjes, maar zei niets. Sommige lessen, besefte ze, waren bedoeld om stil te blijven.
En ergens aan de andere kant van de skyline, in een kantoortoren vol zacht ochtendlicht, keek Harold Davenport glimlachend uit over de stad. Hij had haar niet vernietigd. Hij had haar iets gegeven wat geen enkele zakelijke deal ooit kon: een herboren geweten.
Want uiteindelijk vervaagt macht, verschuift geld en brokkelen reputaties af. Maar respect, eenmaal vrijelijk gegeven, houdt langer stand dan welk fortuin dan ook.