De relatie die ik met mijn grootmoeder had was een mengeling van frustratie en stille tederheid. Elk jaar op mijn verjaardag had ze één vreemde traditie: ze gaf me maar één oude ansichtkaart. Ik was toen een tiener, en zo’n simpel, goedkoop cadeau ontvangen was een teleurstelling voor mij. Ik fronste vaak en rolde met mijn ogen bij dit gebaar, omdat ik de ware waarde van wat ze me gaf niet begreep. Toen ze overleed, was ik 17 jaar oud. Het leven ging snel. Ik ben opgegroeid, ben naar de universiteit gegaan, ben getrouwd en ben toen gescheiden. Twintig jaar later, toen…
De relatie die ik met mijn grootmoeder had was een mengeling van frustratie en stille tederheid. Elk jaar op mijn verjaardag had ze één vreemde traditie: ze gaf me maar één oude ansichtkaart. Ik was toen een tiener, en zo’n simpel, goedkoop cadeau ontvangen was een teleurstelling voor mij. Ik fronste vaak en rolde met mijn ogen bij dit gebaar, omdat ik de ware waarde van wat ze me gaf niet begreep.
Ik was 17 jaar oud toen ze overleed. Het leven ging snel. Ik ben opgegroeid, ben naar de universiteit gegaan, ben getrouwd en ben toen gescheiden. Twintig jaar later, op 37-jarige leeftijd, keerde ik terug naar mijn ouderlijk huis. Toen ik door de oude dingen keek, vond ik een klein potje. Binnenin zaten zeventien bekende vellen papier: haar 17 ansichtkaarten.
Ik begon ze één voor één te bekijken. Ik draaide er een om en een vreemd gevoel overviel me. Ik verstijfde. Op dat moment drong er iets dieps tot me door: die domme ansichtkaarten waren eigenlijk aanwijzingen.